Commitment
DurabilityBack to overviewDe mooiste drenkeling ter wereld
Ze bedachten dat hij zoveel gezag zou hebben gehad dat hij de vissen uit de zee kon halen enkel door ze bij hun naam te roepen en hij zou zo volhardend in zijn werk zijn geweest dat er bronnen opwelden uit de dorste rots
Hij rook naar de zee en alleen uit zijn gestalte was op te maken dat het om het lijk van een menselijk wezen ging want zijn huid was overdekt met een korst zuigvis en modder.
Ze hoefden zijn gezicht niet schoon te maken om te weten dat de dode een vreemdeling was. Het dorp bestond uit ten hoogste twintig houten huizen met stenen patio's zonder bloemen, verspreid over het uiteinde van een woestijnachtige kaap.
Terwijl de mannen nagingen of er iemand vermist werd in de nabijgelegen dorpen, bleven de vrouwen achter om voor de drenkeling te zorgen. Ze haalden met proppen gras de modder weg, verwijderden de zeedistels die in zijn haar zaten geklit en schraapten de korst zuigvis weg met gerei om vissen te ontschubben. Terwijl ze daarmee bezig waren, merkten ze dat de gewassen op zijn lichaam thuishoorden in verre oceanen en diepe wateren en dat zijn kleren er in flarden bijhingen alsof hij door koraaldoolhoven had gedreven. Ze merkten ook dat hij zijn dood met trots droeg , want hij had niet de eenzame gelaatsuitdrukking van andere drenkelingen uit de zee. Maar pas toen ze hem helemaal schoon hadden, drong het tot hen door wat voor man het was en ze stonden sprakeloos. Het was niet alleen de grootste, sterkste, mannelijkste en best gebouwde man die ze ooit hadden gezien, maar zelfs toen hij voor hun neus lag paste hij nog niet in hun voorstellingsvermogen.
In het hele dorp was geen bed te vinden dat groot genoeg was om hem in te leggen en ook geen tafel die sterk genoeg was om hem op te baren.
Gefascineerd door zijn buitensporige grootte en zijn schoonheid , besloten de vrouwen een broek voor hem te maken uit een flink stuk gaffelzeil en een overhemd uit een lap Brabants bruidslinnen, en dan kon hij zijn dood waardig voortzetten. Terwijl ze in een kring zaten te naaien en tussen de steken door naar buiten keken, kwam het hun voor dat de wind nog nooit zo hardnekkig en de Caraibische zee nog nooit zo onrustig was geweest als die nacht.
'Hij heeft een gezicht om Esteban te heten.'
Door dergelijke doolhoven van de fantasie dwaalden ze, toen de oudste vrouw die juist als oudste de drenkeling meer met medelijden dan met hartstocht bekeken had, met een zucht opmerkte: 'Hij heeft een gezicht om Esteban te heten.'
Op dat moment begrepen ze hoe ongelukkig hij moest zijn geweest met dat kolossale lichaam als het hem zelfs na zijn dood nog dwars zat.
De vrouwen die hem hadden aangekleed of zijn haar hadden verzorgd, konden een huivering van medelijden niet onderdrukken toen er niets anders opzat dan hem op de kale grond te laten liggen. Op dat moment begrepen ze hoe ongelukkig hij moest zijn geweest met dat kolossale lichaam als het hem zelfs na zijn dood nog dwars zat. Ze zagen voor zich hoe hij tijdens zijn leven gedoemd was om zijwaarts de deuren binnen te gaan, zijn hoofd te stoten tegen dwarsbalken en bij visites te blijven staan terwijl de vrouw des huizes de stevigste stoel voor hem pakte en hem doodsbenauwd verzocht 'gaat u hier maar zitten, alstublieft Esteban,' en hoe hij met zijn rug tegen de muur stond en met een glimlach zei ' maakt u voor mij geen drukte, mevrouw, het gaat best zo,' met ruwe hielen en een roodgloeiende rug van alsmaar hetzelfde herhalen, alleen om zich de schande te besparen dat hij door de stoel zakte en misschien wel zonder ooit geweten te hebben hoe dezelfden die tegen hem zeiden 'gaat u nu al weg, Esteban, wacht dan tenminste tot de koffie klaar is,' later achter zijn rug fluisterden 'hèhè die enorme stommeling is weg, gelukkig maar, die idioot met zijn knappe smoel is weg.'
Het was één van de jongere vrouwen die met snikken begon.
De anderen staken elkaar aan en gingen één voor één van zuchten op jammeren over en hoe meer ze snikten des te meer behoefte ze ertoe voelden, want de drenkeling werd steeds meer Esteban voor hen, en ze beweenden hem zo bitter dat hij tenslotte voor hen de hulpelooste, zachtaardigste en gedienstigste man ter wereld was. Vandaar dat ze , toen de mannen terugkwamen met het bericht dat de verdronken man ook niet uit één van de buurtdorpen afkomstig was, ondanks hun tranen toch ook een vleugje vreugde voelden. 'God zij geloofd', zuchtten ze, 'nu hoort hij bij ons !'
De mannen wilden het anker van een koopvaardijschip aan zijn enkel vastmaken zodat hij zonder moeite zou zinken tot in de diepste golven waar de vissen blind zijn en de duikers sterven van heimwee . Maar hoe meer zij zich haastten, des te meer liepen de vrouwen heen en weer als verschrikte hennen en pikten in de kisten naar zeeamuletten en de één liep hier in de weg om de drenkeling een scapulier voor gunstige wind om te hangen en de ander daar weer om hem een kompasklokje op te spelden en na ettelijke opmerkingen als ' ga eens uit de weg mens, loop me niet voor de voeten,' kijk uit, je laat me bijna boven op de dode struikelen', kwam er iets van argwaan bij de mannen boven en ze begonnen te mopperen wat al die snuisterijen voor nut hadden, voor een wildvreemde nota bene, en ze vielen uit en vroegen sinds wanneer er zo'n drukte werd gemaakt om een afgedreven dooie, een verdronken nul, een smerig lijk. Tot één van de vrouwen de zakdoek wegtrok van het gezicht van de dode en toen stonden ook de mannen sprakeloos.
Het was Esteban, er kon er maar één zijn op de wereld en die lag daar.
Ze hoefden de zakdoek maar van zijn gezicht te trekken om te beseffen dat hij zich schaamde, dat het zijn schuld niet was dat hij zo groot was of zwaar of zo knap, en als hij had geweten dat dit zou gebeuren had hij wel een discretere plek uitgezocht om te verdrinken.
Er sprak zoveel waarachtigheid uit zijn wezen, dat zelfs de achterdochtigste mannen, wie akelig lange nachten op zee dubbel bitter vielen omdat ze bang waren dat hun vrouw er genoeg van kreeg om van hen te dromen en liever van verdronken mannen droomde, dat zelfs zij huiverden tot op hun merg bij Estebans oprechtheid.
Zo kwamen ze ertoe hem de schitterendste begrafenis te geven die ze voor een thuisloze drenkeling konden bedenken.
Toen het erop aankwam stond het hun tegen om hem als en wees aan de wateren terug te geven en ze kozen een vader en moeder voor hem uit en broers en zusters, ooms en tantes, neven en nichten, zodat via hem alle bewoners van het dorp familie van elkaar werden.
Terwijl ze elkaar het voorrecht betwistten om hem op hun schouders langs de steile klippen naar beneden te dragen, werden mannen en vrouwen zich voor het eerst bewust van de troosteloosheid van hun straten, de dorheid van hun patio's, de beperktheid van hun dromen, vergeleken bij de luister en de schoonheid van de drenkeling.
Ze hoefden elkaar niet aan te kijken om te beseffen dat ze niet meer compleet waren en nooit meer zouden zijn.
Maar ze wisten ook dat hun huizen bredere deuren, hogere daken en steviger vloeren zouden krijgen, dan kon Estebans herinnering overal ronddolen zonder zich te stoten tegen de dwarsbalken en dan zou niemand het meer in zijn hoofd halen om te fluisteren 'hèhè , die enorme stommeling is dood, die idioot met zijn knappe smoel is eindelijk dood'.
En in de toekomst zouden de opvarenden van grote passagiersschepen 's morgens vroeg bedwelmd worden door de geur van tuinen midden op zee wakker worden en de kapitein zou hen in veertien talen toespreken in zijn gala-uniform, wijzend naar de rozenkaap aan de horizon en zeggen: ' Kijk daar, waar de wind nu zo kalm is dat hij onder de bedden blijft sluimeren,daar, waar de zon zo schittert dat de zonnebloemen niet weten naar welke kant ze zich moeten keren, ja daar, daar ligt het dorp van Esteban.'